Landelijk wordt op de 1e zaterdag van april de voorjaars-telling gehouden, alsmede de trend-telling (tenzij dit op Paas-zaterdag valt). De tellingen wordt ’s ochtends uitgevoerd, in het uur na zonsopkomst, en ’s avonds, in het uur voor zonsondergang, door tweetallen. Tellingen zijn van cruciaal belang om de faunabeheerplannen te onderbouwen, maar de telgegevens kunnen ook worden ingezet bij bijvoorbeeld het opstellen van weidevogelbeschermingsplannen.
De trend-telling is een telling die jaarlijks op exact dezelfde plaats wordt uitgevoerd, door waar te nemen hoeveel exemplaren van de vijf wildsoorten op een bepaald traject waargenomen worden. Die trajecten worden op een vaste wijze afgelegd (varend, te voet, op de fiets, met de auto), en de aantallen (met de kijker) waargenomen exemplaren worden geregistreerd. De soorten worden dus niet actief opgezocht op opgejaagd; alleen de exemplaren die zich laten zien tijdens de vaste waarneming worden geregistreerd.
De trajecten voor de voorjaars-tellingen dienen ieder jaar dezelfde te zijn, om een betekenisvolle trend vast te kunnen stellen. De trajecten en de bijhorende gebieden dienen samen circa 10% van het oppervlak van de WBE te vertegenwoordigen. De gekozen trajecten dienen een representatieve steekproef van de WBE op te leveren (grasland, akkers, water, bos, recreatieterreinen). Iedere WBE organiseert z’n eigen trend-tellingen.
Tegelijk met de trend-telling van wildsoorten vindt landelijk een voorjaars-telling van overige faunasoorten plaats. De soorten die daarbij geteld worden zijn in principe de soorten waarover het faunabeheerplan een uitspraak doet (of zou moeten/kunnen doen). Deze tellingen vinden in de gehele WBE plaats, dus gebiedsdekkend (net zoals de reeëntelling), maar op één zaterdag: in de twee uren ná zonsopkomst en de twee uren vóór zonsondergang.
In het nieuwsbericht over de trendtellingen zijn nieuwe telformulieren opgenomen die vanaf de website kunnen worden gedownload. De telformulieren van de KNJV kunnen eveneens worden gebruikt.